De pandemie die we al bijna driekwart jaar ervaren, zal vermoedelijk een aantal langdurige veranderingen in onze samenleving en economie veroorzaken. Eén ervan is thuiswerken.
Al die honderdduizenden die sinds maart bijna niet meer op kantoor waren, zijn in feite enkele eeuwen terug in de tijd gegaan toen de meeste werkers vanuit huis hun ambacht of handel uitvoerden. Pas vanaf de industriële revolutie zagen we dat thuis en werk gescheiden werden, aanvankelijk nog in dezelfde plaats maar sinds de democratisering van de auto steeds meer op afstand.
Velen weten nog niet goed wat ze ervan moeten vinden, thuiswerken. In eerste instantie leverde dat veel voordelen op – de wekker kon een uur later afgaan, een pakketje kon meteen in ontvangst genomen worden, een boodschap doen tijdens de lunch was ook prima. En op macroschaal werd veel minder met de auto gereden en gevlogen, met voordelen voor milieu en geluidsniveau. Maar voor velen zijn er inmiddels zeker zoveel nadelen ontdekt: vermoeiende beeldbel-vergaderingen, gemis van de lol van collega’s met elkaar, niet zo makkelijk meer even hulp van iemand te krijgen. Laatst zei iemand die alleen woont – ik heb al een week uitgekeken naar deze werkdag met de hele OR, live, eindelijk!
De meeste werkgevers zijn overstag gegaan en zien thuiswerken als onvermijdelijk. Een enkele hardliner dwingt medewerkers nog om naar kantoor te komen omdat die de medewerkers niet vertrouwt. Bezoek aan kantoor mag alleen in dringende gevallen. Dat zou in de toekomst wel eens de nieuwe norm kunnen worden – wie status heeft, mag op kantoor werken en de rest werkt maar thuis.
Ziekteverzuim onder thuiswerkers lijkt lager dan voorheen. Maar niemand weet wat de huidige situatie zonder collegiale contacten zal doen met de psychische gezondheid van medewerkers op langere termijn. En wat blijft er over van een teamverband na zoveel maanden virtueel contact? Voor nieuwe, onervaren medewerkers en zeker voor stagiairs is het gemis van collega’s ronduit een drama. In sommige bedrijven wordt hier gelukkig rekening mee gehouden, al dan niet op aandringen door de OR.
En dan de OR zelf. Die leidt in veel gevallen ook een virtueel bestaan. Natuurlijk worden er agenda’s gemaakt, vergaderingen gehouden en verslagen opgesteld. Maar hoe is het met de kwaliteit van de discussies en afwegingen? En hoeveel van de OR-leden hebben daadwerkelijk een bijdrage aan het werk en de besluiten geleverd?
Thuiswerkbeleid is trouwens een nieuw thema voor de OR. Dat gaat over een goede werkplek qua arbeidsomstandigheden en over vergoedingen voor extra kosten die je thuis maakt. Maar het is ook een uitdaging om als OR en bestuurder samen na te denken over hoe het verder moet met werken op kantoor en thuis, ook als de pandemie ons niet meer zo dwars zit.